Naar aanleiding van een NVWA-controle kreeg een pluimveehouder een boete opgelegd, omdat de maximale bezettingsdichtheid – in dit geval 42 kg/m2 – volgens de berekening van de NVWA in twee stallen was overschreden. De boete bedroeg € 1.500 per stal.
Zoals veel andere pluimveehouders had de pluimveehouder ervoor gekozen om bij het opzetten met meer kuikens te starten dan het geldende maximum voor de bezettingsdichtheid aan het einde van de mestronde toelaat. Om dat maximum aan het einde niet te overschrijden wordt tussentijds een deel van de kuikens al naar de slachterij afgevoerd (uitladen). De achtergebleven kuikens gaan op een later moment ook naar het slachthuis (wegladen). De bezettingsdichtheid van een stal wordt door de NVWA berekend op basis van het gewicht van de uitgeladen kuikens die bij het slachthuis worden aangevoerd. De pluimveehouder was het niet eens met de boete en stelde beroep in bij de rechtbank.
De rechtbank oordeelde dat de wijze, waarop de NVWA de bezettingsdichtheid op het uitlaadmoment berekent, voldoet. De pluimveehouder had niet aannemelijk gemaakt dat de meetmethode van de NVWA in zijn geval daadwerkelijk tot een onjuist resultaat had geleid. Hij had niet nader met stukken onderbouwd dat bij het uitladen alleen de zwaardere kuikens worden gevangen. Daarbij nam de rechtbank mee dat in een deskundigenadvies werd gesteld dat er geen praktijkvoorbeelden bekend zijn van methoden of bedrijfsvoeringen die tot doel hebben het vangen en scheiden van dieren zodanig te beïnvloeden dat voornamelijk de zwaardere dieren gevangen worden en de significant lichtere dieren achterblijven.