Bedrijven met een fosfaatoverschot moeten voldoen aan de mestverwerkingsplicht. Hierop gelden een aantal uitzonderingen. Een uitzondering is dat het gehele fosfaatoverschot geheel en rechtstreeks, blijkens een schriftelijke en vooraf gesloten overeenkomst, binnen een straal van hoogstens twintig kilometer (afstand tussen bedrijfslocaties) wordt aangewend op landbouwgrond (regionale mestafzetovereenkomst, RMO).

Een melkveehouder sloot over het jaar 2015 een regionale mestafzetovereenkomst af met een akkerbouwbedrijf. Bij een controle constateerde de NVWA dat niet het gehele overschot was afgezet via de RMO. Dit betekende dat de uitzondering in het geheel niet van toepassing was. Uitgaande van het fosfaatoverschot van 2.185 kg en het regionale mestverwerkingspercentage van 30 had de melkveehouder 655 kg fosfaat te weinig verwerkt. Dit leverde hem een mestboete van € 11 per kg te weinig verwerkte fosfaat op, zijnde € 7.205. Dit bedrag werd met 10% gematigd vanwege het (lange) tijdsverloop tussen het NVWA-rapport en het boetebesluit.

Volgens de melkveehouder was er geen sprake van het willens en wetens overtreden van de mestwetgeving. Het bedrijf was sneller gegroeid dan vooraf was begroot. Daarnaast bleek dat de BEX-berekening minder gunstig uitpakte omdat het stikstofgehalte van een maïskuil hoger uitviel.

Volgens de rechtbank lag de groei van de veestapel binnen de invloedssfeer van de melkveehouder. Hij had de te snelle groei kunnen tegengaan door verkoop van koeien dan wel door koeien niet drachtig te laten worden. Verder had hij kunnen verzoeken om een heranalyse van de maïskuil. Op het moment dat duidelijk werd dat het bedrijfsoverschot hoger zou kunnen uitvallen, had hij maatregelen moeten nemen om dit overschot alsnog te verwerken. Als overdracht aan het akkerbouwbedrijf niet meer mogelijk was, had hij op zoek moeten gaan naar een andere oplossing, bij voorbeeld rechtstreeks afvoeren naar een verwerker.

Van verminderde of geheel ontbrekende verwijtbaarheid was daarom volgens de rechtbank geen sprake. Ook zag zij geen reden voor verdere matiging van de boete. Dat een deel van het overschot wel was afgezet via de RMO, betekent niet dat over dit deel geen boete mag worden opgelegd.