Pachtovereenkomsten moeten ter goedkeuring worden ingestuurd naar de grondkamer. Deze toetst onder meer of er geen verplichtingen in staan die als buitensporig moeten worden beschouwd.

De Provincie Noord-Brabant nam als verpachter in een eenjarige geliberaliseerde pachtovereenkomst met een pachter een verbod op het gebruik van glyfosaathoudende middelen op. De grondkamer vond het verbod te ver gaan en haalde het uit de overeenkomst. De provincie was het daarmee niet eens en stelde beroep in bij de Centrale Grondkamer.

De Centrale Grondkamer oordeelde dat het glyfosaatverbod in deze geliberaliseerde pachtovereenkomst met een duur van één jaar wel kon worden goedgekeurd. Omdat het ging om gebruik voor de duur van één jaar was het niet aannemelijk dat de pachter zijn bedrijfsvoering moest aanpassen. De verpachter had verklaard dat er geen perspectief op langer gebruik door dezelfde pachter was. De Centrale Grondkamer nam in haar oordeel verder mee dat het gepachte openbaar ter verpachting was aangeboden en de provincie potentiële pachters had gewezen op het glyfosaatverbod. De pachter had zich ingeschreven voor de te verpachten grond en daarbij zijn prijs genoemd. In de pachtovereenkomst was geen verplichting opgenomen om het onkruid te verwijderen en ook geen verplichting om het gepachte bij het einde van de pachtovereenkomst onkruidvrij op te leveren.

Betekenis voor andere pachtovereenkomsten

Daarmee is (nog) niet gezegd dat een glyfosaatverbod in andere soorten pachtovereenkomsten (dan deze eenjarige geliberaliseerde pachtovereenkomst) ook moet worden goedgekeurd, aldus de Centrale Grondkamer. Dit zal aan de hand van de omstandigheden moeten worden beoordeeld.