Rundveehouders in Nederland worden verplicht om infectieuze boviene rhinotracheïtis/infectieuze pulpovaginitis (IBR/IPV) op hun bedrijf te gaan bestrijden. Er komt een vaccinatieplicht, die moet bijdragen aan het verminderen van de verspreiding van deze dierziekte. Houders kunnen er ook voor kiezen om met IBR/IPV besmette runderen op hun bedrijf op te sporen en af te voeren. Dit staat in een algemene maatregel van bestuur, die door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) ter consultatie is gelegd. Belanghebbenden kunnen tot 25 augustus 2024 een reactie indienen.

Een rundveestapel, die vrij is van IBR/IPV, past in het streven van de overheid naar een hoger diergezondheids- en dierenwelzijnsniveau, verlaging van het gebruik van diergeneesmiddelen en daardoor een duurzamere veehouderij met een beter (inter)nationaal imago. Een rundveestapel, die vrij is van IBR betekent ook minder economische schade voor de sector.

Sinds 1 april 2018 is deelname aan een privaat bestrijdingsprogramma opgenomen in de leveringsvoorwaarden van zuivelondernemingen en daarmee een private verplichting voor melkveehouders. Het bestrijdingsregime gaat uit van een verplichting voor rundveehouders om hun dieren tweemaal per jaar te vaccineren tegen IBR/IPV en geeft tegelijkertijd ruimte aan de houders om in plaats daarvan te kiezen voor een monitoringsysteem waarbij, ingeval van een positieve onderzoeksuitslag, besmette dieren van het bedrijf dienen te worden afgevoerd. Deze regels bestendigen een praktijk, die inmiddels door vrijwel de gehele Nederlandse melkveehouderij en ongeveer een kwart van de andere rundveehouderijen wordt toegepast, en vormen de aanloop naar een nationaal bestrijdingsprogramma, dat in de toekomst ter goedkeuring zal worden voorgelegd aan de Europese Commissie.

Er geldt een aantal uitzonderingen op de vaccinatieverplichting, onder meer voor inrichtingen met vijf of minder runderen en bij extensief gehouden runderen op natuurterreinen (minder dan 1 rund per 1,5 hectare).