De minister van LNV heeft besloten de excretieforfaits voor vleesvee, hoogproductieve melkkoeien, zelfzuivelaars en biologische bedrijven vooralsnog niet te wijzigen. Aanleiding hiervoor zijn de reacties op de voorgestelde wijzigingen per 1 januari 2020.
Vleesvee
De minister wil komend jaar met de vleesveehouderij de beschikbare data over de vleesveesector verbeteren, om op basis daarvan de excretieforfaits te actualiseren op een manier die nog beter aansluit bij de realiteit en om die reden kan rekenen op een draagvlak in de sector.
Melkvee
De actualisering zou ertoe leiden dat melkveehouders met hoogproductieve koeien en zelfzuivelaars meer fosfaatrechten nodig zouden hebben. De minister wil eerst onderzoeken of naast uitstel aanvullende overgangsmaatregelen nodig zijn. Voor zelfzuivelaars heeft zij het voornemen om op termijn uit te gaan van de daadwerkelijk geproduceerde hoeveelheid melk. Tot die tijd blijft de vastgestelde gemiddelde melkproductie voor zelfzuivelaars ongewijzigd.
Biologische bedrijven
Biologische bedrijven mogen blijven uitgaan van de huidige vaste forfaitaire stikstofexcretie. De minister vindt het belangrijk dat zij de tijd krijgen om te anticiperen op de nieuwe, vaak hogere forfaitaire stikstofnormen. De voorziene wijzigingen voor biologisch gehouden melkgeiten en schapen worden wel per 1 januari 2020 doorgevoerd. Voor geiten gebeurt dit op verzoek van de sector, voor schapen omdat het om een heel beperkte wijziging gaat.
Afgemolken koeien
In het oorspronkelijke voorstel was opgenomen dat een melkkoe in ieder geval tot twaalf maanden na de laatste afkalving onder diercategorie 100 valt (waarvoor fosfaatrechten nodig zijn). De minister is voornemens deze twaalfmaandentermijn niet door te voeren, om te voorkomen dat er een extra barrière ontstaat om afgemolken koeien optimaal in te zetten voor de vleesproductie.