In de derogatiebeschikking is als voorwaarde gesteld dat de mestproductie in Nederland het niveau van het jaar 2002, te weten 504,4 miljoen kg stikstof en 172,9 miljoen kg fosfaat, niet overschrijdt. Onlangs zijn de definitieve cijfers van de fosfaat- en stikstofexcretie over 2018 gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), waaruit blijkt dat de productie onder de plafonds is gebleven.

Fosfaat
De totale fosfaatproductie is met 7 miljoen kg gedaald naar 162 miljoen kg fosfaat en daarmee onder het fosfaatplafond gebleven. Ook de afzonderlijke sectoren blijven ieder onder het sectorale fosfaatproductieplafond. De daling van de totale excretie komt grotendeels op conto van de melkveehouderij.

Stikstof
De stikstofproductie is met 8,5 miljoen kg stikstof gedaald naar 503,5 miljoen kg stikstof en blijft daarmee ook onder het stikstofplafond. Daarmee komt de productie onder het plafond van 504,4 miljoen kg, terwijl deze zich in 2017 nog boven het plafond bevond. De stikstofexcretie door de melkveehouderij bevindt zich nog wel boven het sectorale plafond. Echter, met de Europese Commissie is de afspraak gemaakt dat bij de definitieve fosfaat- en stikstofexcretiecijfers gerekend mag worden met de gemiddelde fosfor- en stikstofgehaltes in het ruwvoer over de voorgaande vijf jaar, met weglating van de twee meest extreme jaren. Bij toepassing van deze middeling komt de mekveehouderij op een stikstofproductie van 277,4 miljoen kg en daarmee ook onder het eigen sectorale stikstofplafond.

Doordat de fosfaatexcretie zich behoorlijk onder het plafond bevindt, is vooral voor de melkveehouderij de stikstofexcretie de beperkende factor geworden als het gaat om de benutting van de ruimte binnen de productieplafonds. De aangekondigde sectoraanpak om de stikstofproductie naar beneden te brengen, blijft daarmee volgens de minister van LNV onverminderd relevant.